Iedereen weet wel wat integriteit zo ongeveer is. Maar met ‘zo ongeveer’ maak je geen indruk op een feestje. Met de filosoof Harry G. Frankfurt wel. In deel 2 van deze serie laat ik je kennismaken met zijn visie op integriteit.
Even voorstellen. Wie is deze Harry? Harry Frankfurt is een Amerikaanse filosoof, een van de meest vooraanstaande van de huidige tijd. Hij leeft nog steeds (hij is 86 jaar oud). Hij weet vooral veel over de vrije wil. In zijn schrijven zit een uitleg van integriteit verstopt. Wat de vrije wil volgens Frankfurt te maken heeft met integriteit, zal ik laten zien.
Filosofie van Frankfurt op integriteit
Frankfurt begint bij het begin. Hij stelt de vraag: wat betekent het om een persoon te zijn? Deze vraag pelt hij langzaam af. Dieren kunnen in ieder geval geen persoon zijn. Hoezo eigenlijk niet? Dat komt, zegt Frankfurt, door de structuur van hun wil. Dieren hebben maar één soort verlangen. Dieren hebben alleen maar de neiging om iets wel of juist niet te doen. Ik wil slapen. Ik wil een gazelle opeten. Ik wil niet aan de riem. Frankfurt noemt dit verlangens van de eerste orde. Eersteordeverlangens. Wij mensen hebben die ook wel, maar we kunnen méér. We kunnen over die verlangens nadenken. We kunnen nadenken en vervolgens besluiten of we die verlangens eigenlijk wel willen hebben. We komen dus aan bij het volgende niveau: de tweedeordeverlangens. Dit is het verlangen om een eersteordeverlangen te hebben. Bijvoorbeeld: ik heb zin in uitslapen en dat vind ik prima. Met deze niveaus kun je in theorie eindeloos doorgaan, maar we houden het vandaag simpel.
Denk hier eens aan: je hebt enorme zin in friet met mayo. Maar, je hebt ook besloten eens extra gezond te gaan leven. Friet met mayo draagt daar niet per se aan bij. Je wilt dus eigenlijk liever niet dat je zin hebt in friet met mayo. Je wilt dus niet, dat jouw verlangen naar friet jouw wil bepaalt. Nu, wat ga je doen? Als je toch friet koopt, handel je niet volgens het verlangen dat je eigenlijk wilt hebben. Er is dan dus sprake van een gebrek aan samenhang tussen jouw hogereordeverlangens en het verlangen dat daadwerkelijk jouw wil bepaalt. Je doet, wat je niet wilt.
Maar heb je een verlangen en wil je ook graag handelen volgens dit verlangen? Dan wil je dat het verlangen jouw wil is. Daarvoor komt Frankfurt met nog een term aanzetten: de tweedeordewil. Even samengevat, je hebt:
- Eersteordeverlangens (ik wil X);
- Tweedeordeverlangens (ik wil dat ik X wil);
- Tweedeordewil (ik wil dat mijn verlangen X mijn wil bepaalt).
En pas dan ga je over tot actie. Deze kwestie is taalkundig een tikje lastiger in het Nederlands dan in het Engels. Dat komt omdat wij hetzelfde woord gebruiken voor het Engelse ‘want’ en ‘will’. In het Engels kun je zeggen: “I want to will.” Maar door deze taalkundige handicap laten wij ons niet van ons stuk brengen. Je snapt het toch?
Iedereen die zich alleen door de eerste orde verlangens laat leiden, kan geen persoon zijn. Dieren dus niet. Maar ook jonge kinderen en sommige volwassenen niet. Frankfurt noemt deze types ‘wantons’. Je kunt een beetje wanton zijn, of heel erg. Wantons kan het niet schelen of ze hun verlangens wenselijk vinden. Personen zijn zich juist wel bewust van hun eigen wil. Het boeit ons wie we zijn. Het boeit ons wie we willen zijn, hoe we overkomen op anderen en hoe we ons willen verhouden tot anderen. Omdat we daar zo bewust mee bezig zijn, zijn we in staat om een vrije wil te hebben. Frankfurt schrijft: vrije wil betekent dat je vrij bent om te willen wat je wilt.
Als je (als persoon) een keuze maakt over wat te doen, maak je volgens Frankfurt een afweging. Je zet al die (eerste- en tweedeorde)verlangens op een rijtje, evenals jouw tweedeordewil. Al rangschikkend maak je van jezelf een geïntegreerd geheel. Door verlangens te ordenen en te verwerpen, creëer je ‘een zelf’. Nu komen we aan bij integriteit.
Frankfurt zegt dat een volledig geïntegreerd persoon in staat is al zijn verlangens te ordenen en zijn innerlijke conflicten op te lossen. Die persoon staat boven zijn verlangens. Hij heeft controle over zijn wil. Die persoon is geen hulpeloze toeschouwer van de verlangens die hem alle kanten op trekken. Die persoon heeft ze op een rij. En die persoon identificeert zich met zijn hoogsteordewil. Die persoon heeft een vrije wil. Integriteit – kunnen ordenen en afwegen – is volgens Frankfurt dus een voorwaarde voor het hebben van een vrije wil. Dat is niet niks. Integriteit vraagt om een toegewijde ontwikkeling van jouw wil(skracht).
Wie wil je zijn: een persoon of een wanton?
Volgende keer in deze serie: integriteit volgens de filosoof Cheshire Calhoun.
Meer weten? Neem gerust contact op:
Deze blog is geschreven door Myrthe Lenselink.