Iedereen weet wel wat integriteit zo ongeveer is, maar hoe leg je dat nou uit? Er zijn vele definities in omloop en voor vele daarvan is ook wel wat te zeggen. Om de term beter te begrijpen – of juist om voor wat extra verwarring te zorgen – is het altijd leuk om te rade te gaan bij denkers die ons voorgingen. Binnen de filosofie is het debat omtrent de betekenis van integriteit zeer gekleurd en is er zeker geen consensus. In deze miniserie laat ik u kennismaken met een viertal filosofen en hun kijk op integriteit.
Deel 1 in de serie: Bernard Williams
De Britse filosoof Bernard Williams (1929-2003) geeft een definitie van integriteit in zijn kritiek op het utilitarisme. Utilitarisme is de meest bekende vorm van gevolgenethiek (ook wel consequentialisme). Hoe zat dat ook alweer? Gevolgenethiek is de filosofische theorie die stelt dat een morele handeling beoordeeld moet worden op basis van het gevolg van de handeling. In het utilitarisme – denk aan het Engelse woord ‘utility’ – gaat het erom dat het grootste nut wordt behaald voor het grootste aantal mensen. Dit nut kun je zien als de aanwezigheid van genot en afwezigheid van pijn. Williams ziet hier geen brood in. Hij schrijft:
“Utilitarianism cannot hope to make any sense, at any serious level, of integrity.”
Wat volgens deze denker problematisch is aan het utilitarisme, is dat de theorie van personen vraagt dat zij een algemeen moreel gezichtspunt innemen. Een algemeen moreel standpunt vraagt om onpartijdigheid, ook richting persoonlijke relaties en belangen. Een term die hierbij naar boven komt, is ‘negatieve verantwoordelijkheid’. Negatieve verantwoordelijkheid wil zeggen dat mensen net zo verantwoordelijk zijn voor de handelingen van anderen die zij toestaan of niet kunnen voorkomen, als voor de gevolgen van hun eigen handelen. Het gaat er niet om wiens handeling effect heeft op het algemene nut, maar alleen dat de handeling effect heeft op het algemene nut. Het maakt dus geen biet uit of jij het bent, of ik, of de buurvrouw, die een bepaald gevolg teweegbrengt.
Utilitarisme vraagt dus om een extreme vorm van onpartijdigheid. Er blijft weinig ruimte over voor persoonlijke relaties of doelen van mensen, omdat iedereen moet bijdragen aan het grootste nut voor het grootste aantal mensen. In het utilitarisme is een persoon een vertegenwoordiger van het totale systeem. De persoonlijke verlangens, projecten en idealen van de ene persoon, zijn dan ook nooit van grotere morele betekenis dan die van enig ander persoon. Williams vindt dit problematisch: utilitarisme abstraheert van de identiteit van personen. Er is geen ruimte om een eigen, bijzonder, afgescheiden persoon te zijn.
Williams vindt dit op zijn minst frappant voor een theorie die pleit voor geluk voor het grootste aantal mensen (het algemene nut). Want wat maakt de mensen nou gelukkig? Volgens Williams is dit in ieder geval niet alleen het bijdragen aan het geluk van anderen. Williams vindt dat utilitaristen dit zouden moeten erkennen. We worden niet zozeer gelukkig van alleen het tot stand brengen van zoveel mogelijk maximaal wenselijke gevolgen – we willen meer dan dat. We willen ons graag bezighouden met onze eigen projecten en verlangens, voor onszelf, familie en vrienden. We vinden het fijn om creatieve, intellectuele of culturele projecten na te streven, zoals het bereizen van de wereld, een ambitieuze carrière, het bestuderen van filosofie, het bestrijden van armoede, het organiseren van de meest bijzondere feesten, het maken van de allerbeste koffie of het onderhouden van diepe vriendschappen. Dit zijn dingen die we de moeite waard vinden om na te streven en dit zijn de dingen die ons gelukkig maken.
Nu zijn er bepaalde projecten – we hebben er meerdere – die zo belangrijk voor ons zijn en waar we ons zo diep mee identificeren, dat ze precies datgene zijn dat betekenis geeft aan ons bestaan. Verlies van al deze projecten, zou dus ook het verlies van een bestaansreden betekenen. Deze projecten zijn de drijvende kracht in ons leven. Williams noemt deze projecten ‘ground projects’. Deze projecten constitueren onze identiteit. Opgeven van deze projecten, impliceert het opgeven van jezelf, en in Williams’ woorden: het verliezen van jouw integriteit.
Williams schrijft dat het utilitarisme van mensen vraagt dat zij hun ground project juist wel opgeven als dit conflicteert met het algemene nut, c.q. de optelsom van het grootste nut voor het grootste aantal mensen. Williams vindt dit absurd. Hij schrijft dat het een onjuiste voorstelling van moreel denken is om van mensen te vragen dat zij een algemeen moreel en dus onpartijdig standpunt innemen. Utilitarisme is volgens Williams een aanval op onze integriteit.
Dus wat is nu eigenlijk integriteit volgens Williams? Integriteit gaat om meer dan het zijn van iemand die simpelweg bijdraagt aan het algemene nut. Integriteit gaat om het zijn van iemand met een ‘zelf’. Williams koppelt integriteit sterk aan identiteit: je moet een eigen persoon zijn met eigen projecten. Je moet projecten hebben waarmee je jou zo diep identificeert, dat deze je een bestaansreden geven. En aan deze projecten (de ground projects) moet je trouw blijven. Integriteit houdt dus in dat je een bijzonder persoon bent met eigen verlangens en relaties; integriteit betekent dat je authentiek bent. Dit vergt zelfkennis (wat zijn precies mijn ground projects, waar sta ik voor) en een sterke wil (ik houd vast aan mijn ground projects). In het filosofische debat wordt deze uitleg van integriteit de ‘identity-view’ genoemd.
Dit is één manier om naar integriteit te kijken. Maar er zijn er meer. Volgende keer in deze serie: integriteit volgens de filosoof Harry Frankfurt.
Meer weten? Neem gerust contact op:
Deze blog is geschreven door Myrthe Lenselink.