De kogel is door de kerk: de burgemeester krijgt er een opdracht bij. Vanaf 1 februari 2016 heeft de burgemeester de taak om de bestuurlijke integriteit van zijn gemeente te bevorderen. Deze verantwoordelijkheid is vanaf nu wettelijk verankerd in de Gemeentewet.
Het betreft een op het oog kleine aanpassing. Volgens de regering gaat het dan ook niet om een materiële wijziging. In de praktijk bleek echter dat de aanpassing reeds veel stof heeft doen opwaaien. Want de burgemeester krijgt er wel een taak bij, maar geen instrumenten of bevoegdheden. Wordt hij daarmee als een soort moraalridder, een roepende in de woestijn?
Wat verandert er?
De burgemeester had ingevolge de Gemeentewet al een algemene verplichting om zorg te dragen voor een goede behartiging van de gemeentelijke aangelegenheden. Die zorgplicht is nu expliciet gemaakt daar waar het om bestuurlijke integriteit gaat.
De wetgever stelt, niet onterecht, dat bij (vermoedens van) integriteitsschendingen optreden van de burgemeester wordt verwacht. Dat is in de praktijk doorgaans al impliciet het geval, maar de wetgever stelt dat bij de vervulling van deze – niet eenvoudige – taak buiten twijfel moet staan dat de burgemeester daarin een bijzondere verantwoordelijkheid heeft. De wetgever kent daarbij gewicht toe aan het feit dat de burgemeester zijn rol onafhankelijk en onpartijdig vervult, ofschoon hier in de praktijk nog weleens vraagtekens bij worden geplaatst.
In de praktijk
Onder die nieuwe verantwoordelijkheid valt in ieder geval het in preventieve zin adviseren of coachen, het aankaarten van dilemma’s of – in geval van incidenten – het entameren van onderzoek. En juist in dat laatste geval wringt de schoen in de perceptie van velen.
Met name raadsleden zijn, als volksvertegenwoordigers met een democratisch mandaat, uiteindelijk toch vooral verantwoording verschuldigd aan de kiezer. Dat is door de wijzigingen in de Gemeentewet niet anders. Daarmee blijft de positie van een burgemeester in voorkomende gevallen kwetsbaar. Waar het bij ambtelijke integriteit gaat om een arbeidsverhouding en er dus een hiërarchische gezagsrelatie bestaat, ontbreekt deze binnen de politiek-bestuurlijke gremia. Terecht wijst de wetgever er dan ook op dat wethouders en raadsleden, alsook andere organen van het gemeentebestuur en ambtenaren, primair zelf verantwoordelijk zijn voor het naleven van de regels betreffende integriteit.
Maar deze opvatting getuigt ook van een enge definitie van integriteit. Integriteit is immers niet uitsluitend het in acht nemen van de regels, maar (veel vaker) ook zijn er grijze gebieden. En juist daar, in zaken waar de regel weinig houvast biedt, is optreden van een burgemeester een heikele aangelegenheid. In een nog te verschijnen studie over de aard van recente integriteitsschendingen door wethouders, blijkt dat de meeste schendingen zich voordoen op de rafelrand tussen ambt en privé. De bestudeerde casus hebben vooral betrekking op publieke beginselen: een gebrek aan behoorlijk bestuur (de schijn van belangenverstrengeling of oneigenlijk gebruik van informatie), of gedrag in privétijd dat niet passend wordt geacht bij een overheidsbestuurder, omdat het de legitimiteit en dus het gezag van het overheidshandelen kan aantasten. Dergelijke afkeurenswaardige gedragingen worden doorgaans niet uitdrukkelijk verboden in wet- of regelgeving. En over een thema als belangenverstrengeling, lijkt ook de rechter nog altijd te wikken en te wegen.
Criticasters vinden dan ook dat het gevaar dreigt dat de burgemeester wordt meegezogen in de politieke belangenarena. In reactie op vragen over het (gebrekkige c.q. onduidelijke) normatieve kader en het gebrek aan (nieuwe) bevoegdheden voor de burgemeester, merkt de regering op dat de zorgplicht vooral een beroep doet op het gezag, de ervaring en de bestuurlijke kwaliteiten van een burgemeester.
Tot slot
De burgemeester is geen scheidsrechter, in die zin dat hij eigenstandig zou bepalen wat juridisch en moreel door de beugel kan. Toch kan niet worden ontkend dat de burgemeester een handhavende functie heeft, en dat hij de juiste voorwaarden moet scheppen én het goede voorbeeld moet geven als hij een gezaghebbend hoeder van integriteit wil zijn.
De praktijk zal uitwijzen hoe een burgemeester aan zijn geformaliseerde verantwoordelijkheid handen en voeten zal geven. Daarbij wordt in elk geval een beroep gedaan op zijn inhoudelijke expertise ten aanzien van het onderwerp integriteit alsook op zijn rol als procesbegeleider, terwijl hij tegelijkertijd de (on)mogelijkheden van zijn eigen rol in de gaten moet houden binnen het politiek-bestuurlijk krachtenveld. Daarmee wordt de burgemeester meer dan ooit ‘het gezicht’ van bestuurlijke integriteit, (in het ideale geval) in de rug gesteund door de commissaris van de Koning, de gemeentesecretaris en de raadsgriffier.
Meer weten? Neem gerust contact op.