Per 1 januari 2020 is de ambtenaar dan eindelijk ‘normaal’. Op grond van de Wnra werd de ambtelijke rechtspositie gelijk aan die van zijn evenknie uit het civiele recht, de gewone werknemer. Geen eenzijdige aanstelling meer, maar een arbeidsovereenkomst. En geen bestuursrechter meer bij arbeidszaken, maar de civiele rechter.
Maar hoe normaal is die ambtenaar nu eigenlijk? De Ambtenarenwet is er immers nog steeds en bestaat vooral uit bijzondere verplichtingen voor overheidswerkgevers en ambtenaren – met bepalingen over het voeren van integriteitsbeleid, de verplichte ambtseed of -belofte en de registratie van nevenwerkzaamheden.
Nu 2020 ruim een half jaar onderweg is, zijn daar ook de eerste uitspraken van de civiele rechter over ambtenaren in arbeidszaken. Ik haal er twee aan.
In de zaak van een Nijmeegse trouwambtenaar is aan de orde dat een trouwambtenaar zich ernstig zorgen maakt over de wijze waarop de gemeente de huwelijksvoltrekking organiseert: met maximaal dertig personen en een hoog knuffelgehalte is het naleven van de Covid-19-maatregelen volgens haar schier onmogelijk. De medewerkster brengt achtereenvolgens de burgemeester en haar leidinggevende op de hoogte van haar zorgen, plaatst een bericht op Facebook en wordt naar aanleiding daarvan geïnterviewd door een journalist, hetgeen leidt tot een artikel in De Gelderlander. De medewerkster wordt op staande voet ontslagen. De kantonrechter gaat daarin mee en weegt nadrukkelijk mee dat de medewerkster ambtenaar is:
‘Voor [werkneemster] gelden, naast de gebruikelijke werknemersverplichtingen, aanvullende verplichtingen als ambtenaar. Zo dient [werkneemster] de op haar rustende en uit haar functie voortvloeiende verplichtingen te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt (op grond van artikel 6 lid 1 AW). Als ambtenaar dient zij zich (onder meer) te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens, indien bij openbaring de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met haar functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd (artikel 10 lid 1 AW).
Hoewel het zonder meer te prijzen valt dat [werkneemster] zich de volksgezondheid heeft aangetrokken en haar zorgen daarover onder de aandacht heeft willen brengen, heeft zij dat niet op de juiste wijze gedaan. Bedenkingen aangaande het gemeentebeleid behoort een ambtenaar intern aan te kaarten. (…)
Omdat [werkneemster] daar geen steun vond in haar opvattingen, heeft zij er bewust voor gekozen om de discussie extern aan te zwengelen. [werkneemster] heeft haar standpunt via Facebook verkondigd, waardoor een journalist van De Gelderlander contact met haar heeft gezocht. Ter zitting heeft [werkneemster] verklaard dat zij het artikel wilde gebruiken als platform met een groter bereik zodat zij de landelijke politiek ook kon bereiken. Dit kan haar worden verweten. Zelfs als er een redelijk vermoeden was van een misstand, waarvan geen sprake was nu het beleid van Nijmegen onbetwist in overeenstemming was met de Coronarichtlijnen van het RIVM, had [werkneemster] dat immers overeenkomstig de ‘Regeling Melding Vermoeden Integriteitsschending’ bij de daarvoor aangewezen (interne en externe) meldpunten moeten aankaarten en niet de publiciteit mogen zoeken. (…)
Daar komt bij dat [werkneemster] zich in het openbaar ook niet in zulke scherpe bewoordingen over het gemeentebeleid had mogen uitlaten. [werkneemster] heeft erkend dat zij in het interview met De Gelderlander het woord ‘uitlokken’ heeft gebruikt om daarmee de politiek te prikkelen en dat het artikel ook overigens een juiste weergave is van hetgeen zij tegen de journalist heeft gezegd. Door openlijk het gehanteerde beleid in twijfel te trekken en zelfs absurd te noemen, heeft zij afbreuk gedaan aan het vertrouwen van de burgers in het gemeentelijk beleid en de welwillendheid om dit op te volgen. Juist in tijden van crisis, zoals in de eerste periode van de Corona uitbraak, is het voor een goede functionering van de openbare dienst van groot belang dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het draagvlak voor het beleid.
Dat [werkneemster] niet heeft opgeroepen om het beleid te versoepelen maar dat zij juist een strenger beleid voorstond, doet daar onvoldoende aan af omdat in beide gevallen de discussie kan leiden tot verminderd draagvlak met alle gevolgen van dien.’
In een strafzaak oordeelt de (Belgische) rechter dat een medewerker van Rijkswaterstaat betrokken is geweest bij hennepkwekerijen. De medewerker wordt begin dit jaar veroordeeld tot veertig maanden gevangenisstraf. Rijkswaterstaat besluit daarop de medewerker te ontslaan. De kantonrechter gaat daar ook nu in mee en staat in de uitspraak uitdrukkelijk stil bij het feit dat de betrokken medewerker ambtenaar is:
‘Het plegen van dergelijk ernstige strafbare feiten door een werknemer zal ook voor menig burgerlijke werkgever een dringende reden opleveren voor ontslag op staande voet omdat de werknemer daarmee het vertrouwen van zijn werkgever onwaardig wordt, maar dat geldt zelfs in nog grotere mate indien – zoals in het onderhavige geval – die werkgever een overheidsorgaan is en de betreffende werknemer een ambtenaar. De verplichting van een ambtenaar om zich zowel in als buiten diensttijd te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt (zoals neergelegd in art. 6 van de Ambtenarenwet 2017) – waartoe het zich onthouden van het plegen van strafbare feiten behoort – is door zijn betrokkenheid bij de onderhavige hennepplantages in grove mate geschonden.’
De conclusie luidt dat ook de genormaliseerde ambtenaar nog altijd een bijzondere werknemer is. Met andere – hogere – eisen, die samenhangen met het karakter van die bijzondere werkgever die de medewerker dient.
Meer weten? Neem gerust contact op.