In november jl. verscheen het rapport ‘Omwille van geloofwaardigheid’, een verkennend onderzoek naar knelpunten en oplossingen bij integriteitsonderzoek in Nederland. De verkenning is uitgevoerd door de Tilburg University. Aanleiding was een aangenomen motie in de Tweede Kamer waarbij de regering was verzocht ‘de mogelijkheid te verkennen van een onafhankelijke instelling voor onderzoek naar vermoedelijke integriteitsschendingen in het openbaar bestuur’. Minister Plasterk heeft de onderzoeksopdracht verruimd, zodat in brede zin knelpunten in kaart zijn gebracht.
Een belangrijke bevinding van het onderzoek, is dat de diversiteit in integriteitsonderzoeken functioneel blijkt te zijn. Die diversiteit vloeit voort uit de specifieke context, de onderzoeksvraag en de benodigde expertise. De minister zegt hierover: ‘De conclusie van de onderzoekers dat, naast de stabiele harde kern, de diversiteit aan onderzoeken functioneel is, vind ik verhelderend en goed passen bij het thema integriteit dat complex is, soms gaat over individuen, soms over cultuur en soms over de weg vinden binnen het grijze gebied.’ (Brief van minister Plasterk aan de Tweede Kamer van 8 november 2013.) De minister constateert op basis van voornoemd rapport dat een nationaal bureau voor het uitvoeren van integriteitsonderzoeken niet voor de hand ligt. Een van de overwegingen is dat ook een nationaal bureau antwoord zal moeten vinden op dezelfde kwaliteitsvragen als externe opdrachtnemers in de huidige situatie ondervinden. Nog daargelaten dat een nationaal bureau niet past bij de autonome positie die decentrale overheden in het staatsbestel innemen. Het standpunt van de minister sluit aan bij het gebrek aan draagvlak voor zo’n bureau onder beroepsgroepen en koepelorganisaties (zoals VNG, IPO en verenigingen van overheidsbestuurders). De minister ziet meer in ondersteuning van overheidsorganisaties bij hun rol als opdrachtgever dan in een nationaal bureau. Er wordt goed opdrachtgeverschap gevraagd. Het rapport geeft daartoe ook handvatten. Te denken valt aan handreikingen integriteitsonderzoek en een modelonderzoeksprotocol. Ten dele zijn dergelijke handreikingen al beschikbaar, maar papier alleen is niet genoeg.
Problemen doen zich voor bij het opzetten van het integriteitsonderzoek (waaronder de onderzoeksvragen). Verrassend is dit allerminst. Doorgaans heeft een bestuursorgaan geen of weinig ervaring met dergelijk onderzoek. Dit, ondanks dat in de media steeds vaker wordt gesteld dat integriteitsschendingen aan de orde van de dag zijn. Er gaat geen week voorbij zonder schendingen, dat is waar. Maar tegelijkertijd zijn er veel en veel verschillende overheidsorganen. Het bestuursorgaan dat een vaste routine heeft ontwikkeld voor het doen van bestuurlijk integriteitsonderzoek, heeft pas echt een probleem (grotere organisaties daargelaten)! Daarmee is ook gezegd dat het lastig is om in eigen huis alle kennis en vaardigheden georganiseerd te hebben, gezien de weinige keren dat een dergelijk probleem binnen één organisatie voorkomt.
Daarnaast ligt het hebben en volgen van een onderzoeksprotocol voor ambtelijke integriteit veel gemakkelijker dan voor bestuurlijke integriteit. Ambtenaren hebben een baas, bij bestuurders is dat complex. Bovendien spelen politieke afwegingen niet zelden een rol bij de keuze voor wel of geen onderzoek, de reikwijdte, de onderzoeksvragen, de keuze van een bureau etcetera. In dat kader is de wettelijke verankering van de zorgplicht voor de bevordering van de bestuurlijke integriteit voor de burgemeester, de commissaris van de Koning en de voorzitter van het waterschap, toe te juichen. Al lost dat ook niet alles op.
Wat leert ons dit? Omdat veelal de routine dus ontbreekt, is er behoefte aan ondersteuning van het bestuursorgaan bij zijn rol als opdrachtgever en specifiek het opzetten van het integriteitsonderzoek. Is daar veel verandering van kaders voor nodig? Nee. Daar kan praktisch in voorzien worden, bijvoorbeeld door een collega-bestuurder te bellen, waarvan bekend is dat hij of zij een vergelijkbaar probleem bij de kop heeft gehad. Er kan kennis worden gehaald bij BIOS of bij interne bureaus, waarover sommige overheidsorganen beschikken. En ten slotte kan gebruikgemaakt worden van de expertise van een extern bureau als BING. BING heeft niet voor niets een helpdesk. Ervaring met tientallen onderzoeken naar bestuurlijke en ambtelijke integriteit, betekent niet alleen kennis van (de toepassing van) regelgeving, maar ook en vooral inzicht in de voors en tegens van mogelijke oplossingen. Oplossingen voor al dan niet een onderzoek, voor positionering en rolvastheid van opdrachtgever, voor onderzoeksvragen etcetera. Goed opdrachtnemerschap bevordert goed opdrachtgeverschap. Het versterkt elkaar. Een integriteitsonderzoek in het openbaar bestuur betekent crisis. Dat vraagt niet alleen om een goede onderzoeksopzet, maar ook om een crisisaanpak.
Meer weten? Neem gerust contact op.