Tijdens een bijeenkomst van vertrouwenspersonen werd ons gevraagd om onze eigen integriteit te scoren op een schaal van 1 tot 10. Dat niemand zichzelf een onvoldoende gaf, vond ik niet zo verrassend. Waarom gaf niemand zichzelf echter een 9 of 10?
Ik vroeg me af welke betekenis hieraan gehecht moest worden. Dat er geen integere vertrouwenspersonen in deze zaal zaten? Je bent immers integer of niet integer. Een ‘beetje integer’ bestaat toch niet? De uitwisseling van afwegingen was natuurlijk interessant. Iedereen had toch wel eens een pen meegenomen of had een kopie gemaakt op het werk voor privédoeleinden?
De conclusie die ik trok was dat de aanwezigen sowieso open en eerlijk waren. Is dat dan hetzelfde als integer? Volgens de definitie in Van Dale betekent integer ‘eerlijk, onkreukbaar’. Hmm, ‘eerlijk’ past wel in deze context. Hoe zit dat met ‘onkreukbaar’?
Integriteit is een complex begrip. Een begrip dat inmiddels steeds verder opgerekt wordt en in talloze situaties onderwerp van gesprek is. Er gaat geen dag voorbij of in de media worden zaken genoemd waar handelingen of personen gelinkt worden aan integriteit. En dan meestal in een negatieve context. Bestuurders, managers, bankiers en politici halen nogal eens het nieuws als onderwerp van integriteitsonderzoeken. Vaak is er dan sprake van een vermoeden van fraude, belangenverstrengeling of corruptie.
Als reactie hierop proberen steeds meer organisaties en instanties het handelen te kaderen in strikte regels, procedures en gedragscodes. Gericht op het voorkomen van niet-integere handelingen of het toetsen hiervan. En ondanks alle maatregelen gaat het toch nog vaak fout. Integriteit blijkt een lastig te managen fenomeen.
Soms is het zonneklaar dat de integriteit het heeft moeten afleggen tegen hebzucht, egoïsme of machtsdenken van een organisatie of individu. Maar het komt ook voor dat aannemelijke morele afwegingen, percepties en interpretaties een rol speelden bij handelingen, maar dat deze handelingen volgens de geldende compliance als niet-integer beoordeeld worden.
In dit licht las ik een tijd geleden een interessante publicatie van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid over Integriteit in Zorgcentra. Hierin werd integriteit beschreven als een gelaagde persoonlijke eigenschap die vier componenten omvat: betrouwbaarheid, deugdzaamheid, authenticiteit en reflectie. En het kent een situationeel en dynamisch karakter. Dus afhankelijk van omstandigheden en onderhevig aan verandering.
Wat mij vooral aanspreekt bij deze benadering van integriteit is het appèl op de eigen verantwoordelijkheid in de vorm van reflectie. Ben ik kritisch op mijn eigen handelen? En ben ik ook kritisch ten aanzien van de geldende regels en normen in mijn omgeving? Niet als vrijbrief om naar eigen inzicht te handelen of om doelredeneringen te ontwikkelen, maar om kaders te toetsen en indien nodig aan te passen. Dit vereist wel dat we met elkaar issues bespreekbaar maken. Dat we transparant(er) worden en bij elkaar durven toetsen. Want zeg nu eerlijk, mag ik het werkstuk van mijn dochter echt niet uitprinten op het werk?
Meer weten? Neem gerust contact op.