De titel van dit artikel is bewust dubbelzinnig: wordt het gedrag van de wethouder als onveilig ervaren? Of is de positie van de wethouder zélf onveilig? Paradoxaal genoeg is het de laatste tijd vaak van tweeën één. Hierna volgt een illustratief verhaal.
Op een dag staan drie afdelingshoofden aan het bureau van de burgemeester. Verschillende medewerkers waren naar deze afdelingshoofden toegekomen om hun beklag te doen over het dominante gedrag van de wethouder. Zij wilden echter geen formele klacht indienen. En ook absoluut anoniem blijven. Maar er moest wat gebeuren, vonden de medewerkers – en met hun, de afdelingshoofden. Wat willen jullie dan dat ik doe? vroeg de burgemeester. Dat wisten de afdelingshoofden ook niet precies.
De burgemeester is handelingsverlegen, zeiden de drie afdelingshoofden na afloop van het gesprek tegen elkaar. De afdelingshoofden vertellen hun medewerkers dat zij de signalen bij de burgemeester hebben gemeld.
De burgemeester overlegt met de gemeentesecretaris, na afloop van het gesprek. Besloten wordt om het gedrag van de wethouder te monitoren: goed de oren en ogen open houden om te bezien of de wethouder iets doet wat niet door de beugel kan. Aanspreken gaat in dit stadium te ver, er zijn immers geen namen en geen rugnummers. Dat is niet eerlijk tegenover de wethouder.
Daarna blijft het een tijdje stil.
Een van de afdelingshoofden heeft een nieuwe baan gevonden. Een mooie kans. Twee medewerkers vragen haar bij haar afscheid naar de opvolging van hun opmerkingen over het gedrag van de wethouder. Het afdelingshoofd vertrouwt de medewerkers toe dat zij teleurgesteld is over het gebrek aan actie.
Een medewerker heeft nog wel een lijntje met raadsleden. Als de burgemeester niet ingrijpt, dan kunnen raadsleden misschien iets in beweging zetten. En zo gebeurt het dat twee raadsleden tijdens de eerstvolgende presidiumvergadering het gedrag van de wethouder ter discussie stellen. Zij ontvangen geluiden uit de ambtelijke organisatie over grensoverschrijdend gedrag, als gevolg waarvan nu – naar verluidt – ook een afdelingshoofd is vertrokken. Dat is een ernstige zaak, die onderzocht moet worden.
De burgemeester geeft aan dat zij op de hoogte is van de onvrede, maar ook dat de onvrede uitsluitend anoniem en indirect is geuit en dat het haar niet bekend is dat een afdelingshoofd is vertrokken vanwege het gedrag van de wethouder. Ook de fractievoorzitter van de partij van de wethouder sputtert nog tegen: als onze wethouder onder de loep wordt genomen, dan vind ik dat de gehele bestuurlijk-ambtelijke samenwerking moet worden bekeken – en een veilig loket moet worden gecreëerd voor iedereen die klachten heeft.
Tot zover het verhaal. Ik besluit om een collega te vragen om dit artikel mee te lezen en van feedback te voorzien. Die zegt: Ik mis eigenlijk de wethouder zélf in dit verhaal.
Precies, zeg ik. Met dit verhaal wil ik niets afdoen aan de ernst van klachten of de angst die mensen kunnen ervaren om daarmee naar voren te stappen. Of de klachten in dit verhaal op waarheid berusten, laat ik bewust in het midden. Ik hoop echter duidelijk te maken dat onveiligheid ook twee kanten op kan werken. De dynamiek rondom de opvolging van signalen van onvrede is gevoelig, ook al handelen personen met de beste intenties.