Van integere politici naar integere politiek
De afgelopen twaalf jaar is integriteit met stip gestegen op de agenda van de lokale politiek. Zo hebben bijna alle gemeenteraden in hun inwerkprogramma na de verkiezingen aandacht aan dit onderwerp besteed. Ook kun je als raadslid geen VNG-training bezoeken zonder een workshop integriteit aangeboden te krijgen. En welke gemeenteraad heeft het afgelopen decennium niet het hoofd gebogen over de gedragscode integriteit of de screening van wethouders?! Waar komt deze bijzondere aandacht vandaan? Was het de introductie van de verplichte gedragscode in 2002, toen nog slechts een detail in de Wet dualisering gemeentebestuur? De oprichting van BING in 2004? Of is er meer aan de hand?
Integriteit; lekker belangrijk?!
Wanneer het over integriteit gaat, blijkt er bij lokale bestuurders consensus over één ding: integriteit is belangrijk. Maar als je dan vervolgens doorvraagt waarom integriteit belangrijk is, dan lopen de meningen uiteen. Vaak wordt verwezen naar begrippen als het imago van de politiek of dat integer gedrag ‘gewoon’ een kwestie van fatsoen is. Minder vaak genoemd, maar zeker een goede reden voor de aandacht van lokale politici voor dit thema, is het grote politieke afbreukrisico. Een politicus die beschuldigd wordt van een integriteitschending, heeft hier immers nog jaren last van, ongeacht wat er werkelijk aan de hand was. Logisch ook dat veel instrumenten in het integriteitbeleid zich richten op het voorkomen van individuele schendingen. En daar moeten we ook zeker mee doorgaan! Als alle betrokkenen in dit veld in staat zijn om ervoor te zorgen dat in ieder geval de schendingen die ontstaan door onwetendheid of inschattingsfouten niet meer voorkomen, is er een hoop gewonnen. Maar is dit nu het hele verhaal? Hechten wij alleen zoveel belang aan integriteit om politici te behoeden van een, vaak onnodig, voortijdig einde van de carrière?
Een kwestie van vertrouwen.
Hoe begrijpelijk de angst voor een schending ook is, het doet onvoldoende recht aan de volledige betekenis van het begrip integriteit. Minister Dales erkende die betekenis wel, toen zij in 1992 zei dat er zonder een integere overheid geen rechtstaat kan bestaan. Of, anders gezegd, integriteit is een voorwaarde voor het goed functioneren van het sociaal contract tussen kiezer en gekozenen. Filosofen als Jean-Jacques Rousseau stellen dat de overheid steunt op een contract tussen individuen in een samenleving. Deze individuele inwoners besluiten samen om vrijheden over te dragen aan een overheid, in ruil voor collectieve goederen zoals veiligheid en bestaanszekerheid. Bovendien spreken de mensen onderling af, dat de overheid beslissingen mag nemen gericht op de algemene wil of, zoals dat nu heet: het algemeen belang. Als we dit contract ergens zouden kunnen lezen, dan zouden de bepalingen gaan over inhoudelijke zaken. Denk hierbij aan verkiezingsprogramma’s waarop de kiezer zijn keuze bepaalt of de vele documenten waarmee het bestuur verantwoording aflegt. Slechts zelden wordt voorondersteld dat het sociaal contract ook afspraken en verwachtingen over gedrag bevat. En dat terwijl juist de verwachtingen qua gedrag over en weer steeds explicieter worden. De kiezer stemt bijvoorbeeld in het vertrouwen dat de politicus de verkiezingsuitslag serieus neemt. Net zoals de politicus een scherpe visie op het algemeen belang verwoordt, in het vertrouwen dat hij hierdoor niet bedreigd gaat worden. En beide partijen zijn ook met recht verontwaardigd als de ander niet het verwachte gedrag laat zien. Deze verontwaardiging schendt steeds weer de vertrouwensband tussen kiezer en politicus. Dat komt de uitvoering van het sociaal contract niet ten goede.
Terug naar de onderhandeltafel?
Zou het integriteitbeleid een bijdrage kunnen leveren aan het onderhouden van het sociaal contract? Dan moet in ieder geval gedrag onderdeel van de afspraak worden. Voor het gedrag van individuele politici lijkt er al zo’n afspraak te bestaan: voorkom integriteitschendingen. Geen kiezer zit te wachten op belangenverstrengeling, machtsmisbruik of een declaratieaffaire. Maar de kiezer verwacht meer dan alleen het uitblijven van affaires; bijvoorbeeld geen vriendjespolitiek, besluitvorming die hij kan begrijpen en volgen, dat recht wordt gedaan aan de verkiezingsuitslag maar ook een welwillend oor voor zijn eigen belangen. Dit zijn verwachtingen waarbij niet de politicus aangesproken wordt, maar de politiek als geheel. Zou het niet mooi zijn, als de politiek voor zichzelf uitmaakte welk gedrag de kiezer mag verwachten? Alsof je een eerste bod op tafel legt: ‘Hier mag u ons aan houden. Wat vindt u ervan?’
Uiteraard is dit de omgekeerde wereld: niet de kiezer, maar de politiek sluit een contract. Dat contract mag ook zeker niet het laatste bod zijn, maar eerder het begin van de dialoog. Hoe dit zou moeten en hoever je hierin kan gaan, is nog geen uitgemaakte zaak. De absolute vrijheid van een volksvertegenwoordiger om op zijn eigen manier zijn rol in te vullen, is een belangrijke pijler van het staatsrecht. Maar dan nog kun je onderzoeken of er gedeelde gedragsafspraken zijn die je vrijwillig met elkaar wil maken. De grens wordt uiteindelijk door de volksvertegenwoordigers zelf bepaald.
Integere politiek
Wat mag de kiezer van de politiek verwachten? Als we die vraag stellen, zoeken we naar de “algemene beginselen van behoorlijke volksvertegenwoordiging”[1]. Hierbij kan gekeken worden naar de wijze waarop het debat gevoerd wordt. Zowel in het politieke als in het publieke debat. Denk bijvoorbeeld aan omgangsvormen in de raad of Twitter-gedrag. Maar ook aan de wijze waarop besluiten tot stand komen. Moet dat altijd openbaar? Hoe ga je om met ‘achterkamertjes’? Hoe zorgen wij ervoor dat de besluiten voor publiek te begrijpen zijn? Zeker bij bijzondere besluiten, bijvoorbeeld rond de verkiezingen of bij een burgemeestersbenoeming, is het zinvol om afspraken over gedrag te maken. Van individuele raadsleden, maar ook van de raad als geheel.
Laten wij de bijzondere aandacht en populairiteit van het thema integriteit gebruiken om ook verder te kijken dan het voorkomen van schendingen. Bespreek, als u toch met een gedragscodetraining bezig bent, ook eens het gedrag waarop de raad als geheel volgens u en uw collega’s aanspreekbaar is. Dat geeft u een basis om te antwoorden als op een verjaardagsfeestje de politiek als geheel het weer eens gedaan heeft. En wie weet, wellicht geeft het de aanzet tot het opnieuw uitonderhandelen van ons sociaal contract
[1] Deze term heb ik overgenomen van Frans Geraedts van Governance & Integrity.
Deze blog is geschreven door Hans Scherpenzeel, raadsgriffier Gemeente Goes en voorzitter commissie Integriteit Vereniging van Griffiers.